Geschiedenis

Het Martinisme was in Nederland op verschillende tijden geïntroduceerd, met weinig sukses, vooral door een sterke Rooms Katholieke invloed. De meest suksesvolle poging was door Dr. Gerard Abraham van Rijnberk, hoogleraar in anatomie op het Vrij-Universiteit in Amsterdam. Voor zover ons bekend is, allen één groep was gesticht, die in zijn villa in Blaricum bijeen kwam. Deze organizatie verdween aan het begin van de tweede oorlog.

Onstreeks 1965, een groep van Nederlandse spiritualisten wouden in Nederland het Martinisme weer tot leven brengen. Zij kwamen in contakt met de Opperraad uit Parijs. Een Souverain Délégué National was aangewezen uit de leden van de Franse Opperraad, met volmacht om te helpen. Na onderzoek werd een plan aan de Franse Opperraad voorgesteld. Dr. Philippe Encausse gaf zijn akkoord op 18 augustus 1968. De eerste Nederlandse Groep was “Jacob Boehme”, Collège d’Amsterdam, aan wie de Charter Nr 69 werd gegund door de Opperraad in Parijs, en was door Philippe Encausse op 9 november 1970 getekend. Maar de Nederlandse leden bestond grotendeels uit Protestanten, Oud-katholieken en Vrij-Katholieken. Als de Franse Opperraad de leringen van the Gnostische Apostolische Kerk als de officiële leringen van het Martinisme, er was een belangrijke obstakel voor een langdurige relatie.

De president van de Fédération des Ordres Martinistes, Philippe Encausse, begreep dat het impositie van dergeljke leringen in een Protestante kultuur niet aanneembaar was en zou waarschijnlijk een massieve ontslag van de Vrij-Katholieke leden betekenen, ondanks de nauwe vriendschap banden met Parijs. Encausse woude trouw te blijven aan het verdrag met de Gnostische Kerk, die door zijn vader, Papus, getekend was. In 1970 steld hij voor het stichten van een onafhankelijke Order, maar de Nederlandse leden voelden zich nog niet ervaren genoeg en besloot on te wachten.

Op 12 september 1974, met het goedkeuren van Philippe Encausse, de Officieren van “Jacob Boehme” hebben de Opperraad van de Martinisten Orde gesticht. De Souverain Délégué National gaf zijn ontslag, en was als Groot Meester gekozen. De Officieren van de nieuwe Opperraad werden: Maurice Warnon, Groot Meester; Augustus Goetmakers, Groot Redenaar; Femke Iken, Groot Meester van de Ceremoniën, Annie Iken, Groot Zegelbewaarder; Bep Goetmakers, Groot Hospitler, en Joan Warnon, Groot Secretaresse. De Charter Nr 69 werd in “Sprème Conseil de l’Ordre Martiniste des Pays-Bas” Nr.1 Collège d’Amsterdam veranderd en de Charter “Jakob Boehme”, College van Amsterdam, Nr 2, die door de nieuwe Opperraard was gegund.

Enkele maanden later, Philippe Encausse stlede voor om onafhankelijkheid te bieden aan alle Martinisten organisaties, die buiten Frankrijk actief waren. De rondbrief Nr. OM4-75 geeft “volledige administratieve onafhankelijkheid aan ieder buitenlandse martinist groepen die uit de OM afstammen“. De “Federatie van de Martinisten Orden”, waarvan Philippe Encausse de vereerde president was, dus kwam tot een einde.

De Nederlandse Martinisten Order bleek aan een werkelijke nood te beantwoorden, vooral wat betreft de vrijheid van geloof. In plaats van een vastgestelde leer aan te bieden, als het leer van de Gnostische Apostolische Kerk of als enige andere kerk, de Nederlandse Martinisten Orde geeft leringen van een theosofische karakter, in de breedste betekenis van het woord. Deze worden op de werken van Jakob Boehme, die the theosoof van Görlitz genoemd werd; van Johan Georg Gichtel, de theosoof van Amsterdam; Emmanuel Swedenborg, de Zweedse theosoof; Louis-Claude de saint-Martin, de Theosoof van Amboise; maar ook van de theosofen van de 19e en 20ste eeuwen als Helena Petrovna Blavatsky, Helena Roerich, Johan van der Stok, of Alice Bailey…

Binnen enkele maanden, aanvragen voor aansluiting kwamenr uit Frankrijk en België. Aan verschillende groepen werden Chaters gegunt, en zij begonnen om te werken en om een belangrijke aantal leden te verzamelen. In 1978, de Groot Meester van de Orde zich in de verenigde Staten vestigde en vond een vruchtbaar grond vooe het Martinsiten arbeid. later kwamen ook Kanada, Engeland, Australië, de Czeck Republiek. Griekeland. Zweden en Duitsland.

Vandaag een veertigtal Martinisten gropen hebben zich met de Nederlandse Martinisten Orde aangesloten De Orde werkt in vijf talen op drie kontinenten. Vele aanvragen worden nog ontvangen, maar de Orde heeft niet genoeg middelen om de Zuid Amerikaanse en Afrikaanse aanvragen te beantwoorden.

De Nederlandse Martinisten Orde heeft dus de Franse Opperrad te danken voor administratie, maar haar “Filiation” komt niet van Papus, maar eerst van Augustin Chaboseau door Emiloe Dantine, Emile Ehlers en Gustave-Lambert Brahy voor de lagere graden t/m 4de; maar verder uit Rusland door Prins Kourakine, die in direct kontak was met Saint-Martin, uit de Prinzen van Hesse en het huis van de Rakokzy, door de Poolse Generaal Michad Tokarevsky, grote held van de tweede wereld oorlog, en ook door de bekende theosoof and rozekruiser Franz Hartman, Duitsland, via Prof Molitor naar Franz von Bader een discipel van Martinez de Pasqually.

Robert Ambelain en Robert Amadou, de twee grote Franse kroniekschrijvers van het Martinisme zijn beiden tot de conclusie gekoment dat er was geen directe inwijdingsnavolging [filiation] tussen modern Martinisme en Louis-Claude de Saint-Martin of Martinez de Pasqually. Omdat zij geen kennis hadden van de noord- en oost-europese talen hadden, konden zij de martiniste bronnen buiten Frankrijk studeren. Hun conclusie rust alleen op de getuigenis van Papus, die over zijn inwijding door Delaage beschrijft als een

… arm nalatenschap , die uit twee letters en enkele punten bevatte…

Maar dergelijke “filiations” werkelijk bestaan, als Professor van Rijnberk verklaart. Begaafde meertalige, hij kon de noordse bronnen van het Martinisme studeren. In ziin boek over Martinez de Pasqually, schrijft hij:

Vandaag [1938] zijn nog Martinisten in leven, voor hun inwijding aan andere bronnen dan Papus aansprakelijk zijn

Waarom worden deze bronnen geheim gehouden? Omdat zij worden voorbehouden aan deze die hum eed van stilte houden. Zij zullen nooit aan diegenen die de geheimen van het Martinisme publiceren voor profeit meegedeeld worden. Men mag dus niet verwachten verdere inlichtingen over deze bronnen in boeken te vinden.